Corona-dagboek X

Antony Oomen
23 min readOct 24, 2021
Photo by Julia Joppien on Unsplash

years of a clown

(zaterdag, 7 november 2020)

De Amerikaanse presidentverkiezingen bereiken in de loop van vandaag dan eindelijk hun ontknoping. Er is de afgelopen week veel tijd gemoeid geweest met het tellen van een recordaantal stemmen, een aanwijzing dat de democratie in Amerika nog springlevend is.

Joe Biden wordt straks de nieuwe president van de Verenigde Staten, Kamala Harris zijn vicepresident. Al met al een bijzondere en ontroerende gebeurtenis, waaraan ik geen commentaar hoef toe te voegen, maar waarvoor wereldwijd luid uitbundig gejuich opklonk. De hele wereld heeft vier jaar lang reikhalzend naar dit moment uitgekeken. Ook zelf was ik tot tranen toe bewogen. Dat zegt genoeg.

(zondag, 8 november 2020)

Vannacht werd ik bijtijds spontaan ruim op tijd wakker voor de overwinningstoespraken van Biden en Harris. Verzoenende woorden, zowel naar alle segmenten van de Democratische Partij toe als het verbijsterend kolossale electoraat van Trump. Maar vooral een programma — hoe verfrissend! — waarin gezondheidszorg, pandemierespons, mensenrechten, klimaat en bezieling voorkwamen.

Bij toeval, nou ja, toeval, las ik deze week afwisselend non-fictie van Philip Roth en het vreselijk geestige Het Kasteel van Franz Kafka, een werk van meedogenloze verbeelding. Twee boeken die goed samengaan. Roth heeft het veel over Kafka en diens betekenis voor de Tsjechische schrijvers die zich in de tweede helft van de vorige eeuw verzetten tegen een Sovjet-marionettenregering. Ook die is tijdelijk gebleken.

Roth laat maar weer eens zien hoe meedogenloos onvoorspelbaar de geschiedenis is, als hij in 2004 schrijft: ‘En nu heeft Aristofanes, de clown die vast en zeker God is, ons George W. Bush geschonken, een man die nog geen ijzerwinkel kan runnen, laat staan een land als het onze, een man die voor mij alleen maar de regel heeft bevestigd (…) die ons leven als Amerikanen even hachelijk maakt als dat van wie ook: alle garanties zijn voorlopig.’

de toestand in de wereld

(zondag 8 november 2020)

Het is tien over half twaalf en de reden dat ik nog niet te bed lig is dat mijn man dadelijk jarig is en we dan traditiegetrouw een glas champagne drinken. Ik ben wel moe maar heb helemaal nog geen slaap, na de euforie en de opluchting van gisteren, die ik vandaag ineens weer niet durfde vertrouwen omdat het me was opgevallen dat de republikeinse ratten het schip maar niet willen verlaten, wat me deed betwijfelen of het wel daadwerkelijk zinkende was.

Ik merk ook dat ik om het minste of geringste nog steeds tranen van ontroering voel opwellen en dat de pijn van vier jaar misdadig regime in Amerika diep zit, heel diep en dat ik maar niet kan geloven dat het zo overweldigend en vreedzaam aan de kant is gezet. Daar zie ik schoonheid in.

(dinsdag 10 november 2020)

In Amerika zijn alle voorspelbare juridische pogingen begonnen om de verkiezingsuitslag te betwisten maar ik wil me daar niet meer dan terloops mee bezighouden. Wat ik er zorgwekkend aan vind is dat het narratief zo nog steeds over Trump gaat en nog lange tijd zal blijven gaan. Procureur-generaal William Barr gooit zijn volle gewicht ook nog maar eens in de strijd; die ziet de bui wel hangen want weet het naadje van de kous over alle euveldaden van de Trump-bende, waar hijzelf deel van uitmaakt.

Gisteren was mijn man jarig en ik heb met volle teugen genoten van hoe gelukkig hij de hele dag was en me bijzonder gevleid gevoeld met zijn aanwezigheid en de uitdrukkelijke wens dat hij voor zijn verjaardag niets meer wilde dan de hele dag samen met mij doorbrengen.

(woensdag 11 november 2020)

In Nederland lijkt de tweede coronagolf bezworen, met dagelijks afnemende positieve testen en verminderde last voor de ziekenhuizen. Maar liefst een derde van alle tests wordt niet meegeteld omdat ze door onafhankelijke partijen zijn uitgevoerd en niet in de GGD-registratie terechtkomen. Als we daar een schatting van maken dan waren er gisteren niet 4.700 maar 7.000, wat nog steeds daling en dus effectiviteit van maatregelen suggereert.

De afgelopen tijd heb ik veel nagedacht over hoe ik mijzelf het beste kan informeren over wat GBJ Hilterman de ‘toestand in de wereld’ noemde. Ik kijk al relatief weinig tv, het leeuwendeel van mijn nieuwsconsumptie komt via internationale kwaliteitsmedia, een ander substantieel stuk via sociale media, en dan vooral artikelen die vrienden (meest gelijkgezinden) delen.

Het ochtendnieuws via NOS en RTL4, of het mild populistische Goedemorgen Nederland staat op de achtergrond aan terwijl ik aan de keukentafel met koffie wat kranten doorneem. Wat mij via de tv bereikt heeft vrijwel altijd meteen impact op mijn gemoedsrust: de oppervlakkigheid, de kwaadaardigheden die worden uitgelicht, niet zelden slaak ik voor het ontbijt al een luide vloek. Vanmorgen bijvoorbeeld toen ik die zelfingenomen vadsige vetbult Mike Pompeo een staatsgreep hoorde impliceren.

En de voorspelbaarheid! Ik kan het nieuws net zo goed zelf verzinnen, er doet zich haast nooit iets voor dat ik niet allang zelf heb voorzien of uitgedacht, dat geeft in elk geval nog het plezier en de voldoening van de verbeelding.

Vorige week wandelde ik in Spaarnwoude met vriend M., die zonder gêne toegaf dat hij omwille van zijn geestelijke gezondheid alle nieuwsbronnen had gedempt. Zover wil ik niet gaan, maar blijven meedraaien in het meningencircus, waar voor mijzelf maar een heel klein bijzonder onooglijk rolletje is weggelegd, zou gekkenwerk zijn.

Candide van Voltaire is, stel ik opnieuw vast, een handboek voor een effectieve wereldbeschouwing: il faut cultiver son jardin, niet in de neoliberaal hebzuchtige zin van het woord (eigen volk eerst of America first) waarin dit citaat vaak wordt misbruikt, maar als aanbeveling van tuinbouwkundige verstilling.

mantelzorger

(zondag 15 november 2020)

Het is acht uur in de morgen en de zon is net op.

Ik was gisteren een groot deel van de dag bij moeder op bezoek als mantelzorger van dienst. De afgelopen tijd had ik mezelf niet kunnen inroosteren omdat ik ziek was, en niet zo’n beetje ook. Nu ben ik voldoende hersteld om mee te draaien in de dagelijkse mantelzorg aan moeder, die nu elke dag zo’n zes uur een van haar kinderen en kleinkinderen over de vloer heeft. Het woon-zorgcomplex waar zij haar appartement heeft, staat binnen zijn coronabeleid maximaal één bezoeker van buiten per dag toe.

In anderhalve maand tijd is mijn moeder na een vluchtig nachtelijk bezoekje van de dood van vrijwel complete zelfstandigheid naar grote zorgafhankelijkheid achteruit gehobbeld. Bij het wassen, aan- en uitkleden moet ze worden geholpen. Het eten wordt voor haar klaargemaakt en aangereikt. Ze kan wel zelfstandig opstaan en naar bed, en naar de badkamer, maar deze inspanningen vermoeien haar erg.

‘Ik heb iemand gekend die er wel acht weken over deed om dood te gaan,’ vertelt moeder monter en ik vraag haar of zij het idee heeft dat ze aan het doodgaan is. Die indruk maakt ze namelijk op mij niet. Geestelijk is zij sterk en evenwichtig. Wel ontbreekt haar de motivatie om bijvoorbeeld met bloedtransfusies en ijzersupplementen te proberen haar energieniveau nog wat op te krikken. TL heeft het daar erg moeilijk mee. Moeder en hij zijn erg verknocht aan elkaar en de gedachte aan de mogelijkheid van haar overlijden verdraagt hij niet; hij meent dat ze haar uiterste best moet doen om (nog) beter te worden en langer te leven. Maar daartoe ontbreekt haar nu juist de energie. Haar lichaam is totaal versleten en ze voelt het stap voor stap wijken.

Lang geleden heb ik al geleerd dat wij ons geen mening hoeven te vormen over andermans sterven of de tijdigheid ervan. Het is al moeilijk genoeg om over de consequenties van ons eigen leven na te denken.

We hoeven niks te vinden van ziekte en dood. Wij hoeven geen mening te hebben over euthanasie anders dan die van onszelf, noch over zelfmoord of abortus. En als je er al ideeën over hebt in het kader van andermans leven, dan kun je die maar beter voor je houden. Zelfmoord is misschien het beste want moeilijkste voorbeeld: als je geen filosoof bent — of zelfmoordenaar — is je oordeel altijd ongepast.

Volgens Camus is de suïcide het enige werkelijk serieuze filosofisch vraagstuk. De zelfmoord, waarvan Wittgenstein beweerde ‘als zelfmoord mag, dan mag alles’ (wenn der Selbstmord erlaubt ist, dann ist alles erlaubt.)

4 de oude dag

(maandag 16 november 2020)

Het regent en het is november. Regenachtige novemberdagen roepen steevast het gedicht November van de dichter Bloem in herinnering, waarvan de laatste, vierde strofe het bekendst is. Maar dit jaar schijnt mij het derde vers toepasselijker toe:

De jaren gaan zoals zij gingen,

Er is allengs geen onderscheid

Meer tussen dove erinneringen

En wat geleefd wordt en verbeid

Wat veel mensen nu meemaken is misschien een voorafspiegeling van onze oude dag. Ons leven wordt kleiner, er gebeurt minder en ons tijdsbesef raakt van slag. Wat voor dag is het vandaag eigenlijk? Hè, was dat gisteren, het lijkt veel langer geleden. Wat ik dit weekend gedaan heb, eh…?

Zaterdag was ik bij moeder, dat weet ik nog. Vooral gemoedelijk zou ik het bezoek willen kenschetsen. En intiem — in dit stadium van onze relatie hoeven we geen enkele schijn meer op te houden, we kunnen eerlijk laten blijken wat er in ons omgaat en hoe we ons voelen.

Waarom ik denk dat de dood nog wel even op zich laat wachten? Je zou het voor wensdenken kunnen aanzien, maar dat is het niet. Ik zei het al: over andermans dood heb ik geen oordeel, geen verwachtingen of wensen, anders dan dat ik iedereen te gelegener tijd een pijnloze, zachte dood toewens, zonder verzet, zonder lijden, een bevrijding.

(11:00)

We hebben onze telefonische meditatie naar halfelf in de ochtend verplaatst. Zaterdagmiddag, rond halfvijf, merkte moeder uit zichzelf op: dit is misschien een goed moment om te gaan mediteren. Zo gezegd, zo gedaan. Elk moment is een geschikt moment om de ademhaling te observeren, de aandacht te scherpen, de geest te kalmeren. De open geest van mijn moeder ontroert en kalmeert mij en strekt mij tot voorbeeld.

(15:45)

Over een uur gaat de zon onder. Ik vind dat idioot vroeg.

(19:35)

Tijdens mijn wandelingen door de stad vind ik op straat veel wegwerpgezichtsmaskers, die natuurlijk niet bedoeld zijn om op straat weg te werpen, maar om na gebruik behoedzaam af te doen en in de vuilnisbak te deponeren en daarna grondig de handen te wassen.

(dinsdag 17 november 2020)

Sommige bedrijfstakken gaat het voor de wind, lezen we. Bedrijven die speciale koelapparaten bouwen voor vaccinopslag bijvoorbeeld, of geavanceerde ventilatie- en desinfectietechniek voor scholen en andere openbare gebouwen. Alle bedrijvigheid die is gelieerd aan het massatoerisme heeft het zwaar te verduren.

Bij mijn dagelijkse wandelingen valt me nog wat op. Horecagelegenheden zijn begonnen her en de stad op te vrolijken met gezellige take-out wintervoorzieningen zoals glühwein, erwtensoep, koffie, warme chocolademelk al dan niet met rum. Street food. Oliebollenkramen. Feestverlichting.

Ligt het aan mij of lijkt het nu verder te gaan dan van de nood een deugd maken, wordt hier niet een sfeer gecreëerd die warmer en hechter is dan de ingedutte routine van bier met bitterballen en gebral? De horeca opent zich meer naar de straat. (Dat cafés en restaurants in ruil de afgelopen mooie herfstweken hun terrassen niet hebben mogen openen is weer zo’n gemiste kans, die wel nodeloos aan de frustratie van ondernemers heeft bijgedragen maar niets aan de veiligheid en volksgezondheid.)

De winter is misschien wel het perfecte seizoen voor een van oudsher weinig creatieve sector om zichzelf opnieuw uit te vinden. Dat proces gade te slaan is niet alleen vermakelijk maar ook aandoenlijk. Hopelijk wordt het een lange strenge winter, met dichtgevroren grachten en af en toe een flink pak sneeuw en veel koek en zopie en alom gezelligheid.

Eens kijken wat premier Rutte en minister De Jonge hier vanavond van zeggen. Ik spreek geen verwachtingen uit. Beide heren laten het nooit na mij teleur te stellen, zij stemmen mij immer somber. Ik laat me verrassen.

Verloren zijn de prille wegen

Om te ontkomen aan den tijd:

Altijd november, altijd regen,

Altijd dit lege hart, altijd.

5 valt er wat te vieren?

(woensdag 18 november 2020)

Precies wat ik al dacht, die persconferenties die geen persconferenties zijn, daar hebben we helemaal niks aan, ook gisteren niet, het zijn tussenstanden, en dan nog niet eens heel accurate, met veel wensdenken en mitsen en maren. Er gaat geen enkele aansporing, laat staan bezieling van uit, eerder passief-agressieve dreiging. Niemand wordt er iets wijzer van, het zorgpersoneel niet, de horecaondernemer niet, de ouderen in verzorgingshuizen niet, chronisch zieken zoals ikzelf niet. Ze leiden tot het ergst denkbare resultaat: vermoeide onverschilligheid.

(zaterdag 21 november 2020)

Vandaag is mijn huwelijksdag. Twee jaar geleden toen ik het grote voorrecht had om met de liefde van mijn leven in het huwelijk te treden, was ik eigenlijk ziek, maar het weer was minder slecht en guur dan vandaag. Wat wil je ook in november?

Gisteren was ik bij moeder, die zich niet lekker voelde en het koud had. Ze was wat mat en terneergeslagen. Moeder, die bij mijn weten nooit geplaagd is geweest door depressies, benoemde haar geestestoestand nu zelf als depressief. Wat ontzettend jammer.

Notitie aan mezelf: morgen mooie kaarten kopen en versturen. Anderen aansporen hetzelfde te doen. (Tekeningen.)

(zondag 22 november 2020)

Vandaag over een maand is moeders 93ste verjaardag. Ik ben benieuwd of ze die nog meemaakt. Het is een rottijd om ziek en afhankelijk te zijn, het is een rottijd om dood te gaan, maar het is ook geen fijne tijd om jarig te zijn of met beperkingen de feestdagen tegemoet te zien. Wat valt er te vieren?

(dinsdag 24 november 2020)

(04:46 uur)

Uitzonderlijk vroeg opgestaan. Dadelijk de dag beginnen met een extra lange meditatie.

Dat iedereen vandaag het geduld, de moed, het begrip en de vastberadenheid moge hebben om onontkoombare moeilijkheden, tegenslagen en mislukkingen het hoofd te bieden en te overwinnen. Mogen we waardering schenken en ontvangen. Dat we gelukkig mogen zijn.

(woensdag 25 november 2020)

Terwijl in Nederland de populistische partijen van links tot rechts op hun grondvesten beginnen te schudden en er in de Verenigde Staten voorzichtig de contouren opdoemen van een fatsoenlijke politieke normaliteit, zou ik bijna vergeten dat ik nog geen noemenswaardige last ondervind van mijn gebruikelijke herfst- en winterdepressies.

Dit is de week van de congressen. Gisteren en morgen NCHIV 2020 en volgende week ons eigen Nationaal Congres. Alles virtueel, en wat een verademing is dat. Vooral de lange middagpauze geeft me ruimte voor een grote stadswandeling, wat zo’n dag veel minder vermoeiend maakt.

10.000 stappen per dag.

Thanksgiving

(vrijdag 26 november 2020)

Gisteren was het Thanksgiving in Amerika en we kunnen er donder op zeggen dat deze gebeurtenis niet alleen uitbundig zal zijn gevierd (50 miljoen Amerikanen die tegen het CDC-reisadvies in van hot naar her op familiebezoek gingen), maar ook dat dit de in de VS volledig uit de hand geloven covid-pandemie een ferme boost heeft gegeven. Dat dit wereldwijd gevolgen heeft voor het verdere verloop, daar ligt men in dat land uiteraard niet wakker van.

Ik denk eigenlijk niet dat we tot nu toe echt hebben begrepen hoe door en door slecht Donald Trump is. Een naargeestige psychopaat, enkel uit op totale vernietiging. Gek genoeg komt dat nu pas in al zijn perverse glorie aan het daglicht. Dit is de persoon die voor Tjerk Bidet een rolmodel is en die Rutte zegt te zullen gaan missen.

(16:30)

De mens is een weerzinwekkende vervuiler, met geen enkel respect voor zijn leefomgeving. Ik kom net thuis van een lange stadswandeling. Overal afval op straat. Sigarettenpeuken, servetjes, blikjes, elastiekjes, plastic zakjes, hondendrollen, plastic zakjes met hondendrollen erin (waar je verstand toch bij stilstaat!), lege flesjes, potjes, folders, flyers, ov-kaarten, handschoenen, noem maar op. En de laatste tijd natuurlijk in toenemende mate mondkapjes.

Het olijfboompje op ons balkon draagt volop vrucht dit jaar. Nu komt er elke dag een merel rijpe olijven plukken. Daar word ik dan wel weer blij van.

gelukkig getrouwd

(zaterdag 28 november 2020)

De laatste weken word ik vaak wakker met een grimas op mijn gezicht. Nu ik het in de spiegel naboots moet ik erom lachen: hij houdt het midden tussen glimlach en grijns, met een toets van spottende aversie. Waar zou dit toch ineens vandaan komen?

Het kan geen kwaad in deze korte donkere dagen zo nu en dan onze zegeningen te tellen. Wat gaat er goed? Wat maakt je blij? Waar word je vrolijk van?

Een oefening:

Ik ben gelukkig getrouwd (in beide betekenissen). Ik leef nog. Ik lees veel. Ik kan schrijven. Ik lach af en toe wat af. Ik heb een baan. Ik heb een goed verstand en een kritische geest. Ik ben niet rijk, maar lijd gelukkig geen armoe. Ik heb vrienden en bij mijn weten geen vijanden. Ik heb belangstelling voor de wereld. Ik koester geen valse hoop. Ik ben niet bang. Ik ben een doorzetter. Ik houd van dieren. Ik houd van muziek en van beeldende kunst. Ik krijg kaarten toegestuurd van onbekenden. Ik heb niet te vergeten een volwassen kind. Ik heb nog een levende moeder. Ik heb een grote familie. Ik woon op een mooie plek in een mooie buurt in een prachtige stad in een redelijk beschaafd deel van de wereld. Ik houd van de zon maar kan tegenwoordig ook de regen velen. Ik kan goed van slecht onderscheiden. Ik heb een rijke fantasie. Ik ken mijn beperkingen en kan ermee leven.

Veel van mijn zegeningen zijn niet mijn eigen verdienste, maar veel ook wel.

Nu zit mijn persoonlijkheid zo in elkaar dat ze onmiddellijk ook een tegenlijst wil ontwerpen van beperkingen, teleurstelling en doem.

Zo heb ik een afschuw aan oppervlakkigheid en domheid. Of neem het ezelsoor! In plaats van een boekenlegger of het eigen geheugen gebruiken bepaalde barbaren dit om te markeren waar ze bij het lezen gebleven waren. Het ezelsoor kom ik tegenwoordig soms tegen in boeken die ik uit een openbaar boekenkastje pluk. Zo’n boek vervult me meteen met diepe walging en het moet direct de deur weer uit — soms nadat ik het toch eerst maar lees, zoals nu Houellebecqs Platform.

Ik heb ooit een vriendschap opgezegd omdat ik een uitgeleend boel vol ezelsoren terugkreeg. Wie de vriend in kwestie was ben ik vergeten, maar het boek niet: het was Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving van Jacques Hamelink. ‘Je mag het houden,’ zo verklaarde ik het einde van de vriendschap.

Maar dit is geen dag om te kniesoren, noch om de vuile was buiten te hangen. Dit is een dag om je zegeningen te tellen.

Gisteren bijvoorbeeld — voor ik het vergeet — liep ik door het Westerpark. Daar kwam een jongetje het talud opgerend met in zijn hand een emmertje: meneer, meneer! Ik schatte het joch een jaar of acht, een onbevangen kind met donkere krullen, zijn ogen stonden wat ver uit elkaar. Ik dacht, hij wil me iets verkopen, maar de jongen riep me toe: ik heb snoeken gevangen! En inderdaad in zijn emmertje zwommen vier piepkleine snoekjes van een centimeter of vijf lengte. Heb je die uit de sloot geschept? Nee, ik heb daar — en hij wees naar het water beneden — een hengel. Ik wist niet dat hier zoveel vis zat, merkte ik op. Overal waar vogels zijn zitten vissen, besliste het kind gedecideerd. Wat ga je er nu mee doen, zet je ze terug? Nee, ik heb thuis een aquarium, dan laat ik ze groot worden en daarna zet ik ze dan terug, anders worden ze opgegeten.

(20:30)

Er bestaan mensen die in karma geloven en dan denken dat Els Borst is vermoord omdat zij de euthanasiewet heeft bepleit en ingevoerd.

Zelf lijkt mij haar moord direct verwijtbaar aan jarenlange besnoeiingen op de (geestelijke) gezondheidszorg.

Ik neem Rutte, aan wie ik de laatste jaren een steeds fellere hekel krijg, veel kwalijk. Zijn schijnheilige optreden deze week bij de parlementaire commissie die het systemisch racistische moeras van de Belastingdienst onderzoekt, maakte me letterlijk onpasselijk. Het was exemplarisch Rutte. Wim Kok is voor een moreel geringer probleem afgetreden.

Maar Rutte wast zijn handen stuk in onschuld.

Hè, deze dag begon zo goed.

ezelsoren

(maandag 30 november 2020)

Gisteren heb ik de dag bij moeder doorgebracht. Ik zeg bij, niet met, want moeder had de nachten ervoor slecht geslapen en sliep weliswaar niet de hele dag maar dommelde toch geregeld weg. Langzaam maar onmiskenbaar zie ik haar achteruitgaan.

Toen ik mijn aversie tegen ezelsoren ter sprake bracht, vond zij het toch erger als de buurvrouw haar boeken terugbracht met koekkruimels tussen de bladzijden.

We keken samen naar Buitenhof. Als Ahmed Aboutaleb in Buitenhof beweert dat de verzamelde burgemeesters in crisisberaad bijeen de regering om een bepaalde veiligheidsmaatregel hebben gevraagd, en de regering Rutte ontkent vervolgens meteen zo’n verzoek te hebben gehad, wie geloof je dan? Wij hadden daar dezelfde mening over.

In De Ultieme Vergaarbak, een pas verschenen boekje met ‘het beste, mooiste en vileinste van Gerrit Komrij’ lees ik in een vertoog over populisme: ‘Van populisme bij klein-links word je koud noch warm. Maar het populisme van partijen als de VVD is verreweg het meest fatale verschijnsel van na de Tweede Wereldoorlog.’ En ‘wie meent dat je populist moet zijn om het volk beter te begrijpen besodemietert de boel.’ Het is inderdaad dat slinkse populisme van de farizeeër Rutte, de man die het onderscheid heeft bedacht tussen ‘goed’ en ‘fout populisme’, dat me geweldig tegen de borst stuit.

Komrij maakt een ander onderscheid. Tussen kritisch of selectief populisme, bedoeld om de boel bij mekaar te houden zeg maar, en totalitair populisme, voortvloeiend uit een volkse behaagzieke partijideologie. Het lijdt geen twijfel dat het populisme van de VVD tot de kwaadaardige soort behoort.

Ik heb het nieuwe seizoen van The Crown uit. Sommigen vinden dat daarin prins Charles en barones Thatcher onrecht is aangedaan, ze zouden te karikaturaal zijn geportretteerd. I beg to differ. Beide rollen worden voortreffelijk en integer en buitengewoon geloofwaardig geacteerd en de mate waarin ze zich verhouden tot de historische werkelijkheid doet hoegenaamd niet ter zake. Ik ben het inzake mimesis met Aristoteles eens: geloofwaardigheid is belangrijker dan feitelijke correctheid.

(Opmerkelijk is wel dat C & C meteen moesten laten weten dat het echt allemaal verzonnen is.)

I rest my case.

Komrij, Houellebecq en Vondel

(woensdag 2 december 2020)

Het is avond; ik zag net een muisje in de olijfboom op mijn terras, op weg naar het voedsel dat daar klaarstaat voor de vogeltjes. De avond is vandaag vroeg gevallen en de onnatuurlijke rust op straat voelt weldadig aan voor iemand met zo’n getroebleerde geest als die van mij.

Als ik ’s avonds maar een paar uur ongestoord lezen kan, kalmeer ik vanzelf weer na een vermoeiende, zeg maar gerust tergende dag. Ik lees Komrij en Houellebecq. Het is lang geleden dat ik zo hardop heb gelachen als zojuist bij herlezing van Komrijs vernietigende stukje over Bertus Aafjes als pornograaf.

Ik luisterde tussendoor naar composities van Arvo Pärt en Giya Kancheli gespeeld door Gidon Kremer met een of ander Baltisch kamerorkest. Al met al is er genoeg om te spreken van een gezellige weemoedige winteravond met literatuur en kamillethee. Wie kan me wat?

Vanmiddag had ik in het Vondelpark afgesproken met mijn fysiotherapeut. Ik waag me niet in de sportschool, daarom doen we oefeningen aan de voet van Vondel.

“Gij die de ziekte kweekt en doet haar weer verdwijnen,

aanziet een Christen-hart, belegerd door veel pijnen.

O Vader alles troosts! Gij weet en ik beken,

dat ik een aarden vat en broos van stoffe ben.”

Met die strofe begint des dichters larmoyante “Gebed, uitgestort tot God, over mijn gedurig kwijnende ziekte”. Je vraagt je af hoe Gerrit Komrij dit gedicht zou hebben gefileerd ware Joost van den Vondel een tijdgenoot geweest.

Ik had gelukkig mijn nordic walking stokken meegenomen (ik noem ze spottend mijn lesbische wandelstokken), want nu kon mijn personal trainer nog wat tips voor optimaal gebruik ervan geven. Op de terugweg kwam ik op de Prinsengracht vriend J. tegen, met wie ik lang heb staan praten. Voor echt lesbisch wandelen, leerde ik van hem, heb je ook lesbische wandelschoenen nodig, terwijl ik gewoon op mijn sneakers liep.

J. lijdt enorm — en zichtbaar — onder de huidige staat van onze samenleving. Ik begrijp dat wel. Voor hem is uitgaan in de gayscene een primaire levensbehoefte, wat ik goed herken van mijn eigen uitgaan in de jaren ’80 en ’90. Ik was toen freelancer en werkte veel ’s avonds tot in de nacht. Daarna ging ik vaak nog uit in de Warmoesstraat: de Argos, de Eagle en de Cockring. Of anders wel naar de Roxy, de Viking of het DOK, om maar eens een rijtje homotenten te noemen die allang ter ziele zijn, evenals de April, de EXIT en de Shako.

Wat ik me vooral herinner van die periode, met enige heimwee zelfs, is het gevoel deel uit te maken van een gemeenschap van gelijkgestemden. Er bestond een scene waar je bij hoorde, voor het grootste deel mannen die je ook alleen maar van de nacht kende, je maakte een praatje, of had zelfs echte gesprekken met echte personen die je een warm hart toedroeg maar niet tot je vriendenkring rekende. Je maakte deel uit van een ondergrondse broeierige, mannelijke broederschap.

Als ik me probeer voor te stellen hoe het zou zijn geweest als toen door een pandemie, een lockdown, of wat voor crisis dan ook al die tenten in één klap waren gesloten, en daarbij in acht neem dat nagenoeg mijn hele sociale leven op die stevige betrouwbare pijler van het veilige duister rustte, dan denk ik dat ik niet minder ontredderd zou zijn dan J. en velen met hem nu zijn. Nergens heen kunnen, niemand meer tegenkomen, behalve zoals vandaag per toeval op straat. Het hechte weefsel ontrafeld en verscheurd.

Ja, een pandemie hadden we toen ook, aids, wat zelf al genoeg voor ontsteltenis en opschudding zorgde, maar die het gemeenschapsgevoel eerder versterkte doordat er een dramatisch gedeeld noodlot, een doem werd toegevoegd aan de cocktail van geile mannelijkheid en kameraadschap. En je bleef elkaar zien, als je niet doodging tenminste.

de dood in de coulissen

(vrijdag 4 december 2020)

“Het leven op zichzelf is niets gewichtigs: ook alle dieren leven. Maar eervol, wijs en moedig sterven, dat is waarlijk groots. Met volkomen gemoedsrust van hier te scheiden, als eenmaal onvermijdelijk ons laatste uur nadert, daarin ligt iets verhevens.” (Seneca)

Hoe ontzagwekkend de dood, die zich nu al enkele maanden in de coulissen ophoudt, wachtend op een teken om op het juiste moment het podium te betreden. Af en toe meen ik hem vanuit een ooghoek als een donkere schim te zien staan, geduldig, niet onvriendelijk of dreigend, maar als ik dan snel het hoofd draai, zie ik enkel een plant, een houtsnede van een uil, een stapel boeken, niks verontrustends. Niks wat er niet is. Toch houdt hij zich daar ergens op, ongrijpbaar, als het residu van een droom die je je niet herinnert. Voor wie hij het eerst komt weet je nooit.

Hij wordt wel ongenode gast genoemd. Maar is hij niet veeleer de portier die ons, zelf ongewenste gastspelers die zich niet kunnen gedragen, een voor een (of in groepsverband) op komt halen en voorgoed de deur uit smijt?

Sinds enkele dagen is het er weer, als een knoop in de maag het vreesaanjagende gevoel dat moeders leven bezig is ten einde te komen. Je moet maar zo zien, ik leef in bonustijd, merkt moeder berustend op, houd er maar rekening mee dat het afloopt. Maar hoe houd je met zoiets groots rekening?

Zie je ertegen op, vraag ik haar, ben je er bang voor? Nee, zegt moeder, helemaal niet, ik weet alleen niet hoe het moet. Ze hoopt eigenlijk dat ze op zeker moment niet meer wakker wordt: ‘Net als Corrie van Gorp.’ (Een comédienne die vorige week in haar slaap overleed.)

Met volkomen gemoedsrust, dat gun ik haar. Eervol, wijs en moedig, zoals ze nu al enkele maanden het onvermijdelijke tegemoet treedt. Groots.

(zaterdag 5 december 2020)

Wanneer ik tussendoor meegenomen ezelsoorboeken uit het buurtkastje lees, puur willekeurig, geheel door het toeval bepaald, tref ik er toch een geheimzinnige orde in aan. Is in het ene boek de hoofdrolspeler aan het repeteren voor een stuk van Pirandello, dan is het niet verwonderlijk dat in het volgende de protagonist zich aansluit bij een gerenommeerd amateurgezelschap, waar ze ‘Pinter en Ibsen en Pirandello en Soyinka geleidelijk aan tot leven brachten’. Twee weken nadat ik iemand toevertrouwde dat ik ooit in New York op het idee kwam barista te worden, lees ik over dezelfde amateur-thespiaan: ‘hij ging in een koffiehuis werken.’ Zo lijkt het erop dat ik maar één boek lees, dat van toevalligheden aan elkaar hangt.

Het is acht uur zaterdagmorgen. Ik heb net gedoucht, nadat ik al enkele uren lezend heb doorgebracht. Met op de achtergrond pianosonates van Schubert.

Dat wat ik in een normaal jaar voor winterdepressie aan zou zien heeft zich op deze zonnige ochtend vermengd met stemmige leegheid, beheerstheid en zo nu en dan ineens toch weer vlagen van enerverende verontwaardiging en ergernis.

Nu weet ik wel dat ergernis helemaal niks oplevert behalve misschien inzicht in de werking van de eigen geest, je eigen (over)gevoeligheden en hebbelijkheden en doorgaans niks zegt over het object van je wrevel, maar soms is dat juist nuttig. Irritatie is niet alleen een expressie van je geestesgesteldheid, maar draagt daar evenzeer aan bij. Eén ding is zeker, als je je ergert is je aandacht niet waar hij zou moeten zijn, maar dat is een vrije keuze.

Het kost me telkens moeite om niet kwaad te worden als ik naar de covid-19-pandemie kijk, die nu bijna een jaar geleden begon met een coronavirus dat overging van dier op mens. Het misdadige beloop ervan in de Verenigde Staten. Het aantal dagelijkse doden daar en de nieuwe infecties. Dat is grotendeels onnodig en het gevolg van cynisme. Geen reden om over de gang van zaken hier te juichen of in zelffelicitatie te vervallen. Het falen hier is dan weliswaar niet misdadig, maar toch ook het gevolg van wrange kortzichtigheid.

Ook hier en in heel Europa trouwens een cynische systemische veronachtzaming van ouderen en zieken in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra en het personeel. Ik kijk met enige verbittering terug op het huisarrest dat mijn moeder en mijn tante eerder dit jaar drie maanden lang hebben opgelegd gekregen. Wij hebben als samenleving gefaald.

En dan, wat te denken van de enkele tienduizenden antisemieten die op de zelfverklaarde antisemiet Tjerk Bidet hebben gestemd in een dubieus ‘bindend’ lijsttrekkersreferendum? Wie zijn die mensen? Hoe kan het dat één man de Jodenhaat weer salonfähig weet te maken?

Ik heb vandaag 10.450 stappen gezet. Geen daarvan heeft mij dichter bij klaarheid of aanvaarding gebracht. Ik voel me nog steeds buitenstaander.

paradox

(maandag 7 december 2020)

Enerzijds heb ik soms ineens helemaal geen zin meer om dit coronadagboek af te maken, anderzijds is de pandemie nog niet over zijn hoogtepunt (lees: dieptepunt) heen en valt er nog meer dan genoeg te observeren en becommentariëren; werkelijk alles is anders in ons leven sinds we de boel zo verschrikkelijk uit de klauwen hebben laten lopen.

Gek genoeg vind ik dus in zoiets prozaïsch banaals en onnodigs geweldige inspiratie en schrijflust. Maar ik ben onvoldoende magisch denker om te geloven dat als ik ermee stop, de pandemie dan ook over is, laat staan de bestrijding ervan.

Aan de andere kant heeft wat ik schrijf ook geen feitelijke waarde in de echte wereld, hooguit amusementswaarde. Een enkeling herkent misschien zijn eigen gedachten en gevoelens, een ander wordt op een idee gebracht en bij weer een ander roept het verzet op. En er valt voor de goede lezer heus heel wat te lachen. Of te huilen. Emotie, in elk geval, leven, mensen van vlees en bloed.

Jaren geleden ben ik begonnen met deze wat ik mijn Facebook-essays noem, een zelfbedacht genre geschikt voor fictie zowel als non-fictie, dat bestaat uit korte of langere feuilletonepisoden, die uiteindelijk worden samengevoegd tot een geheel. In het onderhavige geval: Corona-dagboek X, waarvan dit de elfde episode.

Tussentijds publicatie van de episoden is nodig voor de spanningsboog, maar ook voor het schrijfproces zelf. Dat is moeilijk uit te leggen, maar ik beschouw het als een zichzelf bevruchtend en onderhoudend ecosysteem.

De laatste tijd is dit stelsel uit zijn evenwicht geraakt. Dat heeft niks met mijn lezers te maken, noch met mijn gemoedstoestand; die is immers inherent onderdeel van het dagboekgenre. Nee, het is fundamenteler, het heeft te maken met de taal zelf.

Ik moet dat eerst even uitzoeken.

gedachten over taal

(dinsdag 8 december 2020)

Over taal dus. In mijn denken over taal resoneert een aantal beweringen die ik in de loop der tijd heb verzameld van denkers en schrijvers en gekregen van de Boeddha. Ik zet even wat op een rijtje.

Om met de Boeddha te beginnen, hij leert ons dat we ons moeten bedienen van nobele taal. In ons spreken (en schrijven) dienen we ons te beperken tot wat waar is en heilzaam. En we spreken (of schrijven) het heilzame en de waarheid alleen onder geëigende omstandigheden, en ongeacht of dit welkom is of niet.

Volgens Thomas Hobbes zijn waarheid en onwaarheid eigenschappen van de taal en niet van de dingen. ‘Waar geen taal is, bestaat geen waarheid of onwaarheid.’

Van Wittgenstein zijn de volgende citaten bekend, veelgebruikt en vaak slecht begrepen.

‘Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.’

‘De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld.’

‘Alles wat uitgesproken kan worden, kan duidelijk uitgesproken worden.’

Bij Canetti vind ik in Het Geweten in Woorden

‘Er is geen grotere illusie dan het idee dat taal een communicatiemiddel is tussen mensen.’

Bij Kierkegaard:

‘De taal vervangt het concrete door het abstracte. Zo beeldt de mens zich onmiddellijk in dat hij datgene waarvoor hij het woord weet ook feitelijk kent.’

‘De mensen hebben hun taal niet gekregen om hun gedachten te verbergen, maar om te verbergen dat ze helemaal geen gedachten hebben.’

‘Mensen gebruiken nooit de vrijheden die zij bezitten, maar zij eisen degene die zij niet bezitten. Zij hebben de vrijheid van gedachte, maar zij eisen de vrijheid van meningsuiting.’

Bij Couperus:

‘In het leven en ook in de taal zijn nuances alles.’

Bij Orwell:

‘Als denken de taal kan bederven, kan de taal ook het denken bederven.’

‘Politieke taal is ontworpen om leugens waarachtig te laten klinken en moord achtenswaard te maken, en om een schijn van soliditeit te geven aan louter wind.’

Dit laatste citaat zien we dagelijks en beter dan ooit geïllustreerd tijdens de huidige pandemie; überhaupt in tijden van crisis, nu ik erover nadenk. Mooie staaltjes ervan zijn de toespraken van Rutte en De Jonge, die om te beginnen al ‘persconferentie’ worden genoemd.

We treffen het: vanavond is er weer een. Opletten allemaal en turven in twee kolommen: onwaarheden en gebakken lucht.

--

--

Antony Oomen

Publicist, poet, writer. Retired communications adviser. Worked in public health and publishing. Studied German and Dutch literature and linguistics.